Een kwarteeuw geleden, op Lichtmis 199, verdween Zoé in de grond. Mijn tante (en ‘meter’) van wie ik dacht dat ze een rots was en toch de honderd zou halen. Niet dus, hier ook alweer een gezwel dat die honderd in de weg stond.
Ik erfde niet alleen haar pand – nu Johans’ Lodge – maar ok een beetje haar karakter en ervaring. In mijn eigen ongeduld en verstrooiing zie ik veel van haar. Haar ervaring om met haar gasten om te gaan, haar kunst om zeer aandachtig niet te luisteren, om soepel maar ook een ietwat achterdochtig te zijn, dat heb ik van haar geleerd.
Vandaag merk ik dat ik nog met weinig mensen over haar kan praten. Leeftijdsgenoten zijn er niet meer, er schieten nog wat klanten van weleer over, maar die zie je niet meer. Nog enkele oudere familieleden hebben herinneringen aan haar. Ja, nu stel ik zelf vast dat je al ouder worden steeds minder herinneringen kan delen.
——————————————————–
Over ZOÉ vertel ik meer in mijn beperkte zelfbiografie die ooit wel gepubliceerd geraakt:
Mijn oma, Emma, kon voor bijna alles rekenen op haar dochter Zoé. Of toch bijna. Tot ze 90 was, stond zij ’s ochtends als eerste op om voor een ontbijt te zorgen, waarna ze na haar tienuren drankje met enkele buurvrouwen, voor een warme maaltijd zorgde. Zoé stond achter de toog, speelde kaart met de klanten, speelde op haar piano waarop soms werd gedanst.
Piano had ze aangeleerd bij het grote nonnenklooster op het dorp waar ook ene pensionaat was voor meisjes uit “betere standen”. Zoé leerde piano spelen en Frans spreken, dat waren zowat de vereiste kwaliteiten om goed te trouwen. Om bij voorbeeld de madame van de dokter of van de notaris te worden. Getrouwd is ze nooit, haar minnaars waren dat wel.
Dat ging vlot, die studies. Tot ze, 16, op een middag thuiskwam met een briefje van moeder overste waarin vader Marien werd gevraagd zijn abonnement op die geuzengazet “Het Laatste Nieuws” op te zeggen. Ze ging die namiddag terug met een briefje van Marien om te laten weten dat dit haar laatste dag op deze school was.
Tante Zoé, die ook mijn meter was, was als caféhoudster ook sociale assistente, psycholoog, huwelijksconsulente en noem maar op. Ze kon vooral heel goed vertellen, anekdotes, waargebeurde verhalen die ze beetje bij beetje aanvulde. Ze vertelde over een klant met grijze snor die ze hadden overgehaald om die snor met zwarte schoensmeer in te smeren; Wat die man deed en daarop een sigaartje aanstak, waarop zijn snor in brand vloog. Of die andere klant, ooit schepen van Cultuur van Zwalm omdat hij zoveel stemmen had gehaald en toch een ambt moest hebben, wiens pruik tijdens het dansen aan de vliegenvanger bleek plakken.
Ze vertelde vaak hoe haar moeder, Emma, in het dorp over de tong ging omdat ze na een avondje “koning lopen” (rond Driekoningen gingen de mensen gemaskerd en verkleed van deur tot deur, van café tot café) na middernacht was thuisgekomen en voor een gesloten deur stond. Ze klopte aan, hard genoeg om gehoord te worden, tot Marien aan het venster verscheen en vroeg wie daar zo een drukte maakte. “Ik, wie anders, uw vrouw, Emma”, riep ze. “Ik ben getrouwd met een deftige vrouw die ’s nachts niet op straat loopt en geen lawaai maakt”, antwoordde Marien en deed het raam dicht. Waarop ze naar de buren trok om daar een slaapplaatsje te bedelen. Enkele uren later was iedereen op de hoogte. Ze was recidiviste, ze had al eerder, tijdens de eerste wereldoorlog, een nacht in de cel gezeten omdat ze het avondlijk uitgaansverbod in Oudenaarde had overtreden.
Ik denk dat bonma bij het “koning lopen” meestal snel door de mand viel. Toen ik drie jaar was, kwamen Sinterklaas en Zwarte Piet me bezoeken. Mijn geloof erin wankelde. “Sinterklaas is toch Marie, Zwarte Piet is toch bonma” vroeg ik. Wat bonma fel ontkende en zich daarmee nog meer blootgaf. Bij dat koning lopen of Sinterklaas spelen hoorde immers ook bij elk bezoek “een druppel” jenever.
“Koning lopen” was tot ver in de jaren 1960 erg populair, per dorp waren er soms wedstrijden met jury’s in elk café. Café’s dat er toen waren. Bij ons in het dorp waren er op anderhalve kilometer 19, met ook nog ‘s 4 kruidenierszaken een slagerij, 2 feestzalen. Sociaal leven in overvloed, ook een beetje teveel van enkele facetten. Je kon nergens binnenstappen of dat werd geseind. Ongezonde nieuwsgierigheid en bemoeizucht waren schering en inslag. Sommigen zaten zo vaak op dezelfde plek alles gade te slaan, dat die plek hun vorm aannam.
Zoé leek weinig op haar broer Henri, mijn vader. Hij was altijd erg zorgvuldig, alles op zijn plaats, goed plannen eer je aan iets begint, stel niets uit… Tante was minder zorgzaam, soms werd ze uit bed gewekt omdat er klanten in het café stonden, de deur was niet op slot en het licht was nog aan. Ze vergat voortdurend waar haar sleutels konden zijn, ze was vooral erg ongeduldig – ik denk vaak dat ik meer karaktertrekken van haar heb dan van mijn vader. Ze was ook kleurenblind, zeldzaam bij een vrouw, wat onder meer tot gevolg had dat ze gewaagde felle kleurencombinaties droeg. Ze was haar tijd vooruit, vonden sommigen later. Nee, ze was gewoon kleurenblind.
Bij een verkeerslicht keek ze naar boven en beneden, niet naar rood en groen. Voor haar was het geen probleem dat de televisie die ze, als eerste op het dorp, in 1952 kocht, alleen zwart-wit bracht. Die tv was toen een fantastisch lokmiddel voor klandizie. Voor de meesten was het de eerste keer dat ze zoiets zagen, een televisietoestel. Er waren drie zenders, alleen ’s avonds natuurlijk: Brussel Vlaams, Brussel Frans en Rijsel. Het was een grote schok toen daar ook nog Nederland bijkwam met zijn voor die tijd gedurfde beelden, zelfs bijna naakt.
Twintig jaar eerder had Marien het eerste radiotoestel van het dorp gekocht en dagelijks kwamen mensen naar dat wonder kijken, een zeer groot apparaat waaruit iemand vertelde over de dood van koning Albert of over de rit in de Ronde van Frankrijk, lang voor men het in de gazet kon lezen. Dat er ook nog muziek uitkwam, begrepen velen niet. Marien kreeg met zijn radio de reputatie een baanbreker te zijn.
Met die televisie werd dat niet anders. Elke vrijdagavond was het in het begin volle bak: Schipper naast Mathilde. Tijdens de Ronde van Frankrijk zaten het ’s avonds vol voor de uitzending van een samenvatting van de rit. In 1955 zagen we Stan Ockers wereldkampioen worden en in 1956 zagen we zijn dodelijke val op de Antwerpse piste. Er was nog altijd volk in dat jaar voor het huwelijk van prins Rainier van Monaco met Grace Kelly. De belangstelling verslapte geleidelijk, sommigen kochten zelf een tv-toestel naarmate er zenders bijkwamen en er zelfs kleur op het scherm kwam.