Over Tibetaans boeddhisme

Nog net op Canvas een stukje gezien van ‘bouddhisme, la loi du silence’ – over machtsmisbruik, winstbejag en erger. Het roept herinneringen op aan E., vorige eeuw een jonge Nederlandse vrouw uit Brussel die vol toewijding naar Nepal trok en zich terugtrok in een van de kloosters van het Tibetaans boeddhisme in de bergen.

Terugtrok. Toch niet helemaal. Op een dag werd ze op de luchthavenvan Karmandoe betrapt op het smokkelen van goud voor het klooster. Ze werd opgesloten, maar na tussenkomst van de Nederlandse ambassade en van hogere boeddhistische autoriteiten vrijgelaten. Ze was niet aan haar proefstuk, vertelde haar moeder in Brussel.

Diezelfde moeder vertelde een tijdje later enthousiast dat ze bezoek ging krijgen van drie lama’s uit het klooster van haar dochter. Ze hoefde hen niet te herbergen, ze hadden dure hotelkamers gereserveerd. Om hun komst voor te bereiden, moest ze wel drie dingen doen. Ten eerste wisselstukken zoeken voor Mercedes wagens. Ten tweede een voorraad dure Franse parfums inslaan. Ten derde puppies zoeken voor de hondenkwekerij.

Waren dat dan geen erg wereldse zaken, zelfs westerse waarden? Net zoals goudsmokkel. Ach, er is geen enkele regel die monniken luxe ontzegt, kreeg ik te horen. En dat alles met de zegen van een Nobelprijswinnaar voor de Vrede, de Dalai Lama.