’t Was een vooropgezette ontmoeting. De RAL begon in Gent een bediendewerking te ontplooien. Bob Spaenhoven kwam op ’n dag uit Brussel afzakken om ons — neofieten in het trotskisme — zijn ervaringen in de bediendewereld mee te delen. Die bestond er ook in, meen ik me te herinneren, dat hij ooit gepostuleerd had voor de betrekking van secretaris van de socialistische bediendevakbond.
De vergadering die in het RAL-lokaal op de St Kwintensberg↗︎ van start ging, verplaatste zich al gauw naar ’t Keetje↗︎, waar ik Bob leerde kennen als het prototype van een soixantehuitard, een gauchist pur sang. Dat hij voor die betrekking gepostuleerd had, was een provocatie geweest, zei hij. Wij, jonge bedienden, wisten niet goed wat we met zo’n ervaring moesten aanvangen, maar ’t werd wel een leuke avond.
Daarna heb ik Bob niet meer gezien, tot ik op televisie Ne me quitte pas↗︎ zag, docu over twee drinkebroers in de Ardennen. Herkende ik in een ervan Bob Spaenhoven? Ik vroeg het aan Eddy Labeau die bevestigde. In levende lijve zag ik Bob pas weer toen ik al op pensioen was, tijdens een reünie in Johan’s Lodge.
Daar zei ik hem onomwonden dat ’t mij verwonderde dat iemand die zoveel dronk zo lang in leven kon blijven. Dat kwam, zei hij, doordat hij uitsluitend rum dronk. Weer wist ik niet goed wat ik met z’n woorden moest aanvangen, maar ’t werd ook die keer weer een leuke ontmoeting. Foto’s van die ontmoeting gebruik ik trouwens in het YouTubefilmpje van De boerin uit West-Vlaanderen en de kersentijd, gedicht waarin ik Bobs gauchisme bezing: klik hier↗︎.
Flor Vandekerckhove↗︎